Hoofdstuk 9: Het dansfeest

Die nacht kan ik echter niet slapen. Ik lig te woelen in mijn bed. Geen idee of het komt door het gesprek met mijn moeder, of door de dingen die ik overdag beleefd heb...

Tegenover Jacoba had ik mijn mond vol over de liefde en kiezen voor je eigen leven, maar wat doe ik zelf?? De hele vakantie heb ik Milan gemeden uit angst dat hij me niet leuk vindt of dat ik uiteindelijk toch zal tegenvallen. Ik heb meer tijd besteed aan het liefdesleven van Jacoba dan aan dat van mezelf. Telkens ga ik verliggen, maar ik kan de juiste houding niet vinden en de slaap blijft uit. Dus tob ik verder. Er moet iets gebeuren, dat weet ik ook wel. Dit kan zo niet langer. Uiteindelijk neem ik een besluit: morgen ga ik met Milan praten!
Als ik had gedacht hierdoor alsnog vredig te kunnen slapen, dan had ik het mis. Mijn beslissing maakt me erg onrustig van binnen. Allerlei gedachten tollen door mijn hoofd. Wat ga ik doen? Hoe ga ik dat aanpakken? Ben ik niet te laat? Heeft hij nog geen ander?? Houdt Milan wel echt van mij? Ik word er gek van. Nog twee uurtjes, dan wordt het licht.
Waarschijnlijk ben ik toch nog even ingedommeld. Geluiden uit de keuken vertellen me dat er koffie wordt gezet. De klok zegt dat het half tien is. Misschien heb ik toch nog al met al bijna vijf uur geslapen. Daar moet ik het mee doen vandaag. Mijn moeder komt me een kop koffie brengen, die ik dankbaar aanneem. Op haar vraag of ik zo dadelijk mee ga boodschappen doen, antwoord ik ontkennend. “Vandaag ga ik naar Milan.” De mededeling lijkt haar te verheugen of misschien is ze gewoon blij met haar vrije weekend nu de klus op haar werk geklaard is.
Na een lange douche kleed ik me zo feestelijk mogelijk aan. Ik maak me niet op, daar houdt Milan niet van, maar ik hang wel mijn pas gekregen ketting over mijn nieuwste kleren. Het voelt heel chique. Ook wel een beetje té. De kostbare edelstenen stralen mij tegemoet. Natuurlijk kan ik zeggen dat ik deze ketting ooit op de kermis heb gewonnen. Er zal alleen niemand zijn die het gelooft. Zelfs ik, als leek, kan zien dat dit ding antiek is en uiterst kostbaar. Teleurgesteld doe ik het sieraad af en stop het terug onder mijn matras. Het was lief van Jacoba om mij een dierbaar aandenken te geven, maar in deze moderne tijd heb ik er niets aan. Eigenlijk hoort hij in een museum thuis, al heb ik geen idee wat ik moet zeggen als ze vragen hoe ik eraan kom...
Daarover peinzend loop ik die ochtend naar het huis van Milan. Onderweg passeer ik de Koemarkt waar ooit het klooster stond. Op de hoek van de Weeshuissteeg zijn ze druk aan het bouwen. Een deel van het plein ligt open voor graafwerkzaamheden. Nieuwsgierig neem ik een kijkje en zie dat er iemand in een uniform met een klein kwastje hier en daar voorzichtig wat aarde wegveegt. “Wat bent u aan het doen?” roep ik hem toe vanachter het hek. De man richt zich op. “Op dit plein stond vroeger het Sint Ursulaklooster. Nu blijkt dat precies in deze hoek de begraafplaats was van de overleden kloosterlingen.” Ik huiver. Hier liggen de botjes van de mooie Anna Christina. Haastig bedank ik de meneer voor de informatie en loop door.
Milan woont in de straat vlak achter de Koemarkt tegenover de parkeergarage. Binnen een mum van tijd sta ik voor zijn deur. Zou hij thuis zijn? Hoe zal hij reageren? Eerlijk gezegd durf ik niet goed aan te bellen. Op dat moment denk ik aan Jacoba, aan hoe moedig zij was en diep van binnen vind ik de kracht om vastberaden op het knopje van de bel te drukken. Al voelt mijn vinger bibberig.
Gelukkig doet Milan zelf open. Hij lijkt blij verrast mij te zien. “Hai,” zegt hij vrolijk. “Hai,” antwoord ik een tikje schuchter. Hij kijkt me onderzoekend aan, maar vraagt niet wat ik kom doen. Even is het stil. Geen van beiden weten we iets te zeggen. Of misschien wacht hij gewoon totdat ik begin. Hij heeft gelijk. Ik ben tenslotte degene die heeft aangebeld.
“Ga jij vanavond naar het schoolfeest?” vraag ik voorzichtig. Milan knikt zwijgend. Weer stilte. “Met wie?” pols ik en houd mijn adem in. Hij haalt zijn schouders op. “Ik dacht, ik ga alleen en dan zie ik wel wie daar allemaal zijn.”
Hij gaat dus niet met iemand anders, schiet het door mijn hoofd. Waarom vraagt hij mij niet? Ik sta hier toch? Ik ben toch naar hem toegekomen, dat lijkt me duidelijk genoeg… Maar dan realiseer ik me dat hij mij al eens gevraagd heeft en dat ik hem toen heb afgewimpeld. Milan leunt tegen de deurpost en wacht af waar ik heen wil.
Ik haal diep adem. “Zullen we samen gaan?” tast ik voorzichtig af. “Leuk!” hoor ik. Pas dan durf ik hem vol aan te kijken. Milan kijkt recht terug. Met zijn guitige open blik.
Moedig geworden verzamel ik al mijn moed, ga nog iets rechterop staan en vraag luid en duidelijk: “Wil je verkering met mij?” Dit keer is het Milan die een beetje schuchter doet. Hij veegt met zijn rechterhand de pony uit zijn gezicht, iets wat hij alleen maar doet wanneer hij tijd wil winnen, omdat hij het juiste antwoord op de vraag niet weet. Ik deins licht terug. Wat?? Wil hij niet? De leukste jongen van de klas en hij laat mij hier in de kou staan? Heeft hij mij dan al die tijd alleen maar aan het lijntje gehouden?? Al die gedachten komen tegelijkertijd bij mij op. Een tel later heeft Milan zijn tong weer gevonden en zegt schamper: “Ik dacht dat we dat al hadden, verkering samen.”
Dan is het een hele tijd stil. Mijn hoofd moet dit eerst even verwerken en daarna mijn hart. Hij dacht dat wij al verkering hadden! Heb ik daar al die tijd zo moeilijk over gedaan?! Er breekt een verlossende lach door op mijn gezicht. Het werkt aanstekelijk. Ik zie dat Milan ook moet lachen. Wat een gekke situatie. We krijgen er gewoon een lachbui van. Midden op straat. Zomaar bij hem voor de deur. De voorbijgangers kijken ons verbaasd aan, wat alleen maar meer op onze lachspieren werkt.
Wanneer we weer een beetje bedaard zijn, neemt Milan mij mee naar binnen en stelt me voor aan zijn ouders. “Zo, ben jij nou zijn vriendinnetje?” Ik kan het niet laten en proest uit “Ja, dat blijkt zo te zijn.” Milan lacht om het hardst mee. Er is geen zinnig woord uit ons te krijgen en zijn ouders laten ons algauw naar zijn kamer gaan. Daar komen we weer een beetje tot rust en uiteindelijk zitten we de hele middag serieus met elkaar te praten. Het is heerlijk om een vriendje te hebben!
Pas wanneer Milans moeder roept dat we aan tafel kunnen, denk ik eraan om mijn eigen moeder te bellen. Ze is niet eens kwaad. Ik ben zo’n goede steun voor haar geweest deze week, dat ik rustig bij Milan thuis mag blijven eten en daarna ook nog een uur langer dan normaal op het schoolfeest mag blijven.
Tijdens het avondeten blijkt tot grote opluchting van zijn beide ouders dat er ook nog normaal met ons te praten valt. Het is zelfs wel gezellig. Zijn moeder heeft heerlijk gekookt en zijn vader stelt belangstellende vragen zonder vervelend opdringerig te worden. Alleen als zijn moeder bij het toetje vraagt hoe lang het al aan is tussen ons, schieten we beiden weer in de lach en weten niet hoe snel we weg moeten komen.
Samen wandelen we de paar honderd meter naar school. Pas wanneer ik in grote letters Jan van Egmond Lyceum op de gevel zie staan realiseer ik me dat ook die Jan van Egmond vast een figuur is uit een ver verleden, waarschijnlijk zelfs uit de tijd dat Jacoba van Beieren leefde, al ben ik zijn naam niet tegen gekomen. Wanneer wij in de aula aankomen blijkt dat het feest al in volle gang is. In de grote versierde zaal is het voor niemand nieuws dat Milan en ik verkering hebben. Hoe bestaat het?! Iedereen uit onze klas had het al van mijlenver zien aankomen.
In het begin praten we nog wat met onze vrienden, maar al gauw storten we ons op de dansvloer. Het merendeel van de avond staan we daar samen te dansen en hebben enkel nog oog voor elkaar. In de pauzes drinken we cola uit elkaars glas en stoppen chips in elkaars mond. Wat kan hij me toch verliefd aankijken met zijn mooie ogen en aantrekkelijke lach! Dan krijg ik zo’n heerlijk wee gevoel in mijn maag en moet lachen van puur geluk.
Op een bepaald moment dimmen de lichten en draait de dj langzame schuifelmuziek. Milan komt heel dicht tegen mij aan staan en slaat zijn beide armen om me heen. Ik laat me zachtjes door hem leiden, heen en weer, heen en weer. Zo mag het wel altijd blijven.
Aan het eind van de avond kijkt hij me aan en kust me. Mijn allereerste echte kus! Wanneer hij me langzaam wandelend door de donkere avond naar huis brengt met zijn arm stevig om mijn schouders geslagen, weet ik zeker dat het leven hier en nu veel mooier is dan alles wat ik via boeken in een ver verleden kan beleven. Want dit is mijn eigen leven en van niemand anders.

Maak jouw eigen website met JouwWeb