Hoofdstuk 8: Een ander leven

Mijn moeder zit bleek en vermoeid aan het ontbijt. Ze heeft gisteravond laat overgewerkt en moet nu in alle vroegte alweer aan de slag. Er is een klus die niet gaat zoals zij wil. Daar is een belangrijke klant mee gemoeid die ze niet kan missen. Vlak voordat ze vertrekt geeft ze mij een dikke knuffel. “Ik ben zo blij dat jij mij die ruimte geeft, Elize. Nu ik de hele herfstvakantie heb kunnen doorwerken gaat het misschien wel lukken!”

Zelf voel ik me er een beetje dubbel over, omdat ik zoveel voor mijn moeder verzwijg. Ook vandaag kan ik niet wachten totdat ik haar beneden aan de trap de buitendeur hoor dichttrekken. Met een kop koffie en deel A-B van de encyclopedie spoed ik mij naar de tafel en stort me op het verhaal over Jacoba. Ze is werkelijk ontsnapt uit het Gravensteen! Hier staat het: “Op vrijdag 31 augustus 1425 ontsnapte Jacoba van Beieren op spectaculaire wijze uit haar gevangenschap. Ze vertelde de wachters dat ze die avond een bad zou nemen en verliet samen met een hofdame het Gravensteen verkleed in de kleren van een man.” Daar zijn ze dus achter gekomen!
Nieuwsgierig lees ik verder. “Deze ontsnapping was een blamage voor Filips van Bourgondië, terwijl Jacoba alom bewondering oogstte door haar verzetsdaad. Haar aanhang groeide. Zelfs de steden die haar eerst de toegang hadden geweigerd, zoals Dordrecht, openden nu de poorten voor hun wettige gravin. Gemotiveerd door dit succes beet Jacoba van Beieren zich vast in haar strijd om erkenning. Haar hele verdere leven vocht ze voor gerechtigheid. Met steeds grotere legers trok ze op tegen een overmacht aan manschappen van haar eeuwige vijand, Filips van Bourgondië, die onverminderd op haar titels aasde. Op 9 oktober 1436 werd een van de vele veldslagen haar fataal. Getroffen door een zwaard, viel ze van haar paard en werd vertrapt op het slagveld, 35 jaar oud. Daarmee kwam een eind aan een van de zwartste periodes uit onze geschiedenis die ook wel Het Bloedige Decennium wordt genoemd, aangezien er zoveel slachtoffers bij vielen.” Het duizelt me. Wat een verschrikkelijk bericht en wat kwam ze akelig aan haar einde!
Er staan nog een paar zinnen onder. Ik besluit ook die nog even snel te lezen, dan heb ik het hoofdstuk uit: “Jacoba van Beieren liet geen erfgenamen na en werd bij haar dood zeer betreurd door Frank van Borssele wiens huwelijksaanzoek zij jaren daarvoor had afgewezen. Haar lichaam is bijgezet op het Binnenhof in Den Haag, naast dat van haar vader.”
Die hele vrijdag ben ik van slag. Ik dacht een goede daad te hebben verricht en vandaag enkel nog in de encyclopedie te lezen hoe het afliep. Natuurlijk ben ik er trots op dat mijn reddingsactie genoemd staat, al zal nooit iemand weten dat ik die hofdame was. Maar van de rest word ik verdrietig. Nog tien jaar oorlog vol dood en ellende. Het komt mij allemaal zo nutteloos voor. Die hele strijd was zinloos. Uiteindelijk kreeg Filips van Bourgondië toch Jacoba’s graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen.
Het zit me niet lekker. Een paar uur lang loop ik met een misselijk gevoel in mijn buik. Dan neem ik een besluit. Ik weet het, ik zou niet meer tijdreizen. Gisteren zou de laatste keer zijn en toen heb ik afscheid genomen van Jacoba. Maar ik kan het niet laten. Het moet! Iemand moet met haar gaan praten en haar een beetje wijsheid aan het verstand peuteren. Dit keer neem ik geen suikerbrood mee. Ik wil geen zoete broodjes bakken, maar een stevig gesprek van vrouw tot vrouw. Ik kleed mezelf aan, hul me in mijn winterjas en zoek tussen de losse bladeren of ik een geschikte datum kan vinden.
Het enige jaartal uit de vijftiende eeuw is 1428. Dat is drie jaar na de ontsnapping. Drie jaar van oorlog. Liever was ik eerder gegaan, maar ik heb geen andere keuze en begin te lezen. In 1428 verklaarde de paus het huwelijk tussen Jacoba en Jan van Brabant gewoon wettig. Daarmee werd haar huwelijk met Humphrey alsnog ongeldig. Het klinkt in mijn oren als een pesterij, zeker wanneer ik lees dat deze Jan van Brabant een jaar tevoren net is gestorven. In zijn testament heeft die vervelende kwast Filips van Bourgondië als erfgenaam aangewezen, hetgeen betekent dat die nu de wettige graaf is van Jacoba’s erflanden. Zij heeft geen poot meer om op te staan.
Ik wil verder lezen, maar dat is al niet meer mogelijk. De letters zijn geweken en ik schiet terug in de tijd.
“Ik heb geen poot meer om op te staan,” hoor ik Jacoba uitroepen. “Precies wat ik dacht,” zeg ik lachend en open mijn ogen. We zijn niet in een tent op een slagveld, zoals ik had verwacht. Jacoba leidt haar oorlogen zo te zien vanuit een comfortabel paleis. Ze staat met haar rug naar mij toe gebogen over een tafel vol met landkaarten. Zodra ze mijn stem hoort draait ze zich om. Ik ben midden in de deuropening beland en nu lijkt het alsof ik net kom aanlopen.
Jacoba is verheugd mij te zien en komt met haar beide handen uitgestrekt op me aflopen. “Elize! Jij lijkt door de jaren heen ook geen dag ouder te worden. Hoe doe je dat toch?” Ik schrik ervan. Dat is waar ook, Jacoba is inmiddels 27 jaar oud en ik ben nog steeds 15. We omhelzen elkaar, maar zoenen niet. Gelukkig vraagt ze niet verder. Haar gedachten worden teveel in beslag genomen door alle problemen. Blijkbaar heeft ze net gehoord dat de paus haar huwelijk met Jan van Brabant wettig heeft verklaard. “Ik had al mijn zinnen op de paus gezet,” roept ze wanhopig uit. “Als hij mijn huwelijk gewoon had vernietigd, dan had Jan nooit enige zeggenschap over mijn erfenis gehad en was het feit dat hij mijn graafschappen na zijn dood aan Filips heeft nagelaten domweg illegaal geweest. Maar nu valt alles waar ik recht op had toe aan de hertog van Bourgondië. Het is gewoon gemeen. Dat land was van mijn vader en dus van mij! Wat moet ik beginnen? Het enige wat ik kan verzinnen is nog harder strijd voeren. Kom, ik zal je laten zien wat ik van plan ben.”
Ze wil me naar de tafel leiden, maar ik ben niet gekomen voor oorlogsstrategieën. “Het is genoeg geweest, Jacoba,” zeg ik en probeer zoveel mogelijk overredingskracht in mijn stem te leggen. “Iedereen weet dat je er hard voor hebt geknokt. Maar nu is het klaar. Je hebt verloren en de strijd is voorbij.” Eerst stribbelt ze nog tegen. “Hoe kan ik nu zomaar opgeven? Ik kan de mensen die altijd aan mijn kant hebben gestaan toch niet in de steek laten?! Ik ben hun gravin!” Met mededogen pak ik haar hand. “De mensen willen vrede, Jacoba. Er is genoeg bloed gevloeid. Juist in het belang van jouw volk moet er een einde komen aan de oorlog.”
Het is nog niet zo makkelijk om Jacoba om te praten. Ze is de strijd meer dan moe, maar vindt dat ze moet vechten voor haar recht. “Als ik een jongen was geweest, had niemand mij m’n erfenis afgenomen!” Ik knik. “Je leeft in een moeilijke tijd. Je hebt gedaan wat je kon, daar zullen vele vrouwen na jou zich aan spiegelen.” Jacoba kijkt me verbaasd aan. “Zou je denken?” Zo heeft ze er nog nooit over gedacht. “Doorgaan met de strijd is zinloos,” waarschuw ik. “Het gaat je nooit lukken en het wordt nog je dood.”
Als door een wesp gestoken vliegt Jacoba op. “Zeg niet van die enge dingen! Kun jij soms in de toekomst kijken?” Ik haal zo nonchalant mogelijk mijn schouders op. “Je weet toch zelf ook wel dat Filips veel te sterk voor je is. En hij zal nooit opgeven...” Met een zucht zijgt ze neer op een houten zetel die tegen de muur staat. De altijd zo standvastige gravin is aan het eind van haar Latijn. Wat zou ze graag stoppen met deze uitzichtloze strijd, dat zie ik aan alles. Misschien is dit het juiste moment om over Frank van Borssele te praten.
“Hoe staat het met de liefde? Die ene Frank heeft een oogje op jou, hè?!” Jacoba tilt haar wenkbrauwen op. “Jij weet ook alles,” zegt ze gelaten en is niet eens meer verbaasd. Toch is daar opeens een sprankeling in haar ogen die verraadt dat ze verliefd is. Op mijn vraag of ze gevoelens voor hem heeft, glimlacht ze. “De vraag is of hij ook gevoelens voor mij heeft,” vervolgt ze mijmerend. Bij die woorden ga ik voor haar staan, pontificaal en rechtop: “Er is maar één manier om daar achter te komen!”
De jonge vrouw voor mij geeft zich echter niet zomaar gewonnen. Na drie huwelijken gelooft ze niet meer zo in de liefde. “Spreek jij van liefde?” Mijn stem slaat over van boosheid. “Al jouw huwelijken zijn gesloten uit berekening, door je familie en door jou zelf. Dat ging alleen maar over grondgebied en macht. Dat had met liefde niets te maken!” Jacoba maakt zich nu ook kwaad. Ze staat bruusk op uit haar stoel en zegt met harde stem dat ik niets met haar te maken heb. Daar staan we dan. Recht tegenover elkaar als twee ruziënde kemphanen. Onze wangen rood aangelopen. “Jij hebt geen zeggenschap over mijn leven omdat je mij ooit uit het Gravensteen gered hebt,” bijt ze mij toe. “Die truc met dat bad en die mannenkleren had ik waarschijnlijk zelf ook ooit wel bedacht.”
Ik ben er stil van. Is dat zo? Als ik afgelopen woensdag verder had gelezen in de encyclopedie, had daar dan gestaan dat Jacoba van Beieren op spectaculaire wijze uit het Gravensteen was ontsnapt? Ook zonder mijn hulp? Daar zal ik nooit meer achter kunnen komen. Ik dacht dat we vriendinnen waren, of dat ik in ieder geval een belangrijke rol in het leven van deze bijzondere vrouw uit de geschiedenis had gespeeld. Blijkbaar denkt zij daar anders over.
Onthutst loop ik naar de deur om een rustig plekje te zoeken van waar ik voorgoed en nu echt definitief naar mijn eigen leven kan verdwijnen. Maar ik ben nog geen drie stappen verder of ik hoor luid gesnik achter mij. Jacoba is in onbedaarlijk huilen uitgebarsten. Mijn hart verzacht en ik keer op mijn schreden terug om haar te troosten. Met mijn armen om haar heen en haar hoofd tegen mijn buik ontlaadt zich een enorm verdriet.
“Sorry dat ik tegen je uitviel,” zegt ze zachtjes als ze weer wat gekalmeerd is. Haar tranen veegt ze af aan de mouwen van haar mooie jurk. Ik schiet er bijna van in de lach. Het is ook zo ongravinnelijk. Of is dat geen woord? Het doet er niet toe. Ergens begrijp ik Jacoba wel en dat zeg ik ook. “Iedereen heeft altijd over jouw leven beslist en de belangen van jouw familie en hun landerijen waren tot nu toe altijd belangrijker dan jouw geluk. Kies toch eens voor jezelf. Voor je eigen leven.”
Mijn woorden treffen doel. Ik zie het aan haar gezicht. Ik hoor het aan de zucht van verlichting die ze slaakt. Ze is om. Dat voel ik gewoon. Jacoba staat op en drentelt door de kamer. Met een kleur van opwinding en overslaande stem loopt ze heen en weer. “Wat zou dat heerlijk zijn. Nooit meer ten strijde hoeven trekken en in alle rust samen kunnen leven met Frank.” Ze fantaseert hardop over het geweldig fijne leven dat ze zou kunnen hebben.
Midden in de kamer staat ze onverwacht stil. “Ik doe het!” klinkt het krachtig. “Ik doe het gewoon!” Nog één keer kijkt ze mij onderzoekend aan. “Jij denkt dat het kan?” Zonder aarzeling knik ik haar bemoedigend toe. Ze knikt terug. Even denkt Jacoba na. Dan grijpen haar handen naar de ketting om haar nek en in een symbolisch gebaar doet ze hem af. Dit sieraad droeg ze tot nu toe ten teken dat zij de gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen was, zoals een burgemeester de ambtsketting, alleen veel mooier. Nu hangt hij slap en doelloos te stralen in haar handen. Ze heeft besloten!
Eindelijk is ze echt vrij om te doen met haar leven wat zij wil. Nieuwsgierig kijk ik naar haar gezicht. Heeft ze spijt? In het geheel niet. Jacoba is ontzettend opgelucht en ik ook. Ze wenkt me dichterbij te komen, dus ga ik naar haar toe. “Al ben ik vanaf nu geen gravin meer, toch vraag ik jou voor mij neer te knielen, Elize, geliefde vriendin.” Het klinkt serieus en ik weet niets beters te doen dan daar ter plekke voor Jacoba op mijn knieën te gaan. Onwillekeurig houd ik mijn adem in, benieuwd naar wat er staat te gebeuren. Ik voel Jacoba een klein stapje dichterbij komen. Vervolgens legt ze met een plechtig gebaar de ketting om mijn nek. “Als teken van dank,” hoor ik teder naast mijn oor. “In eeuwigdurende vriendschap.” Ik buig het hoofd. Het is net alsof ze mij riddert. Natuurlijk maakt ze mij niet tot gravin, dat besef ik heel goed wanneer ik opsta. Voortaan is deze ketting niet meer dan een prachtig sieraad. Mijn sieraad! Jacoba lacht mij vriendelijk toe. “Het staat je goed.”
Daarna is de intieme verbinding verbroken. Ze krijgt plotsklaps haast. Er moet nog zoveel geregeld worden. De voormalige gravin wil een bode naar Filips sturen met een vredesverdrag en ze wil heel graag naar Frank van Borssele. Het liefst vanavond nog om met hem over de toekomst te praten. Zelf word ik ook onrustig. Het is vast al laat. Ik moet naar huis, voor de allerlaatste keer. We nemen afscheid en omhelzen elkaar innig. “Vaarwel en bedankt,” is het laatste wat ze zegt. Dan verdwijnt Jacoba van Beieren door de deur om haar nieuwe leven te regelen. Direct daarop komen er allemaal dienstbodes binnen die de landkaarten en andere spullen komen opruimen.
Voordat ik definitief vertrek zou ik eigenlijk eerst heel graag willen weten of mijn plan gelukt is. Heeft de nieuwe weg die Jacoba is ingeslagen het gewenste effect? Het liefst zou ik mijn moeder even bellen met de vraag of zij de laatste alinea uit de encyclopedie over Jacoba van Beieren even wil voorlezen. Haastig reik ik naar mijn mobiel die ik altijd bij me draag en loop ermee naar het raam. Daar ben ik een beetje uit de buurt van alle bedienden die in de kamer rondlopen, want niemand uit deze eeuw heeft ooit zo’n ding gezien. Gelukkig letten ze niet op mij. Ik houd het apparaatje in mijn hand dicht bij het raam, maar helaas heb ik hier geen bereik. In deze tijd staan natuurlijk nog nergens zendmasten. Jammer. Er zit niets anders op dan gewoon naar huis te gaan, vertrouwend op de goede afloop.
Met al die drukte kan ik hier niet verdwijnen, dus vraag ik aan een van de dienstertjes waar ik de wc kan vinden. Het meisje kijkt me niet begrijpend aan. Wanneer ik zeg dat ik hoge nood heb, spreekt dat voor haar duidelijker taal. “Oh, het gemak! Dat is die kant op,” wijst ze naar een blauwe deur.
Ik ga het kleine hokje binnen. Het is er koud en tochtig. In plaats van een toiletpot is er een houten plank met een gat erin. Daar beneden is de buitenlucht en in de diepte zie ik de slotgracht. De plank is te vies om op te gaan zitten, dus blijf ik staan. Het is zo gebeurd. Ik hoef alleen maar mijn boek met het medaillon uit de binnenzak van mijn jas op te diepen en het glazen plaatje aan te raken. In een mum van tijd ben ik terug in mijn eigen tijd.
Dit keer ontwaak ik niet eens uit een diepe slaap. Van het ene op het andere moment sta ik gewoon in mijn slaapkamer. Een blik op de klok vertelt me dat het pas vier uur in de middag is. Voorlopig komt mijn moeder nog niet thuis. Haastig trek ik mijn winterjas uit en loop naar de tafel in de huiskamer. Daar ligt nog steeds de encyclopedie voor mij opengeslagen op de bladzijde van Jacoba van Beieren, maar ik zie meteen dat de pagina-indeling er anders uitziet. Vol verwachting begin ik te lezen.
Jacoba heeft inderdaad een verdrag gesloten met Filips van Bourgondië: “de Zoen van Delft”. Wat een leuke benaming voor een verdrag! Eerst mocht ze haar titel van gravin over Holland, Zeeland en Henegouwen behouden, als ze maar al haar macht aan Filips afstond en nooit meer zou trouwen zonder zijn toestemming. Even ben ik in de war. Waar gaat dit over? Wat een halfbakken verdrag. Blijkbaar heeft Jacoba toch getwijfeld. Ik had moeten blijven om haar te helpen, gaat het door mij heen, maar als ik verder lees blijkt dat Jacoba uiteindelijk toch haar status heeft opgegeven om helemaal voor de liefde te kiezen. In 1432 is zij zonder toestemming van Filips met Frank van Borssele getrouwd. Daardoor verbrak ze het verdrag van de Zoen van Delft en verloor haar titel als gravin. Volgens de encyclopedie leefde ze nog vier jaar heel gelukkig met haar Frank, totdat ze op 9 oktober 1436 aan tuberculose stierf op de leeftijd van 35 jaar.
De letters vervagen. Niet omdat de encyclopedie mij terugbrengt in de tijd, maar omdat er tranen in mijn ogen staan. Jacoba is dus even oud geworden als eerst en nog altijd kinderloos gebleven, al heeft ze wel een aantal gelukkige jaren in liefde kunnen leven en zijn er vele andere levens gespaard gebleven nu de oorlog was beëindigd.
Ergens doet het mij goed dat Jacoba niet opeens langer leefde. Af en toe in bed fantaseer ik dat ik slechts een paar jaar terugreis in de tijd om mijn vader te redden. Hij stierf volkomen plotseling door een auto-ongeluk. Sinds ik weet hoe ik door de tijd kan reizen, kijk ik altijd eerst achterin het losbladige boek, maar er is nooit een jaartal van minder dan honderd jaar terug. Nu weet ik dat het niet uitmaakt. Mijn vader zou waarschijnlijk op dezelfde dag alsnog een fatale hartstilstand krijgen als ik dat ongeluk kon voorkomen. Het was zijn tijd om te gaan, helaas. Misschien vind ik ooit nog eens een boek dat mij in de hemel brengt...
Weemoedig sla ik de encyclopedie dicht en loop naar de kast. Als ik mij uitrek om deel A-B op zijn plaats terug te zetten, rinkelt de ketting om mijn nek. Ik kijk ernaar. Het is een prachtig juweel, gemaakt van puur goud, ingelegd met dikke parels en schitterende edelstenen die flonkeren in de laatste zonnestralen van die dag. Dit ding moet een fortuin waard zijn!
Beneden hoor ik onze voordeur opengaan. Mijn moeder komt thuis. Wat zal zij zeggen wanneer ze deze dure ketting om mijn hals ziet? Hoe moet ik dat uitleggen? Ik trek de ketting over mijn hoofd en verstop hem stiekem onder het matras naast het losbladige boek. Net op tijd! Er verschijnen twee grote pizzadozen in de deuropening met mijn moeders lachende gezicht erboven. “Het probleem op mijn werk is opgelost,” zegt ze stralend. “Vanavond bouwen we samen een feestje.” Daar heb ik wel zin in. Ook ik heb iets te vieren, maar dat zeg ik niet. Hoe zou ik mijn moeder daarover ooit kunnen vertellen?
Voor mij aan tafel zit mijn moeder met een lachend gezicht. “Het is misschien een beetje rare combinatie, maar als voorafje beginnen we met appelflappen.” Ik begrijp er niets van. “Dat deed ik altijd met je vader,” legt ze uit. “Als we iets te vieren hadden, dan kochten we appel-
flappen bij de bakker van beneden.”
Het is echt feest. De zoete appelflappen, de lekkere pizza’s en alle herinneringen die we om de beurt ophalen aan papa. Mijn ouders waren hevig verliefd, ook nog toen ze trouwden en mij kregen. Dat is fijn om te horen. Ik geniet van alle verhalen en ga pas laat naar bed.

Maak jouw eigen website met JouwWeb